-
1 see
n. (aarts)bisschopszetel; (aarts)bisschopsdom--------v. zien; begrijpen; oppassen op; er zeker van zijn; begeleiden; ontmoetensee1[ sie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————see21 nadenken ⇒ bekijken, zien♦voorbeelden:1 let me see • wacht eens, even denken1 zien ⇒ kijken (naar), aankijken tegen2 zien ⇒ (het) begrijpen, (het) inzien3 toezien (op) ⇒ opletten, ervoor zorgen, zorgen voor♦voorbeelden:things seen • waargenomen dingen/zaken 〈 tegenover wat in de verbeelding bestaat〉worth seeing • de moeite waard, opmerkelijkI cannot see him doing it • ik zie het hem nog niet doengo and see! • ga dan/maar kijken!we shall see • we zullen wel zien, wie weetsee into a matter • een zaak onderzoeken〈 figuurlijk〉 see through someone/something • iemand/iets doorzien/doorhebbenas far as I can see • volgens mijI see • (o,) ik begrijp hetas I see it • volgens mij〈 informeel〉 see? • snap je?see about/after • zorgen voor, iets doen aan; onderzoekensee to it that • ervoor zorgen dat5 bezoeken ⇒ opzoeken, langs gaan bij7 meemaken ⇒ ervaren, getuige zijn van♦voorbeelden:3 see you (later)!, (I'll) be seeing you! • tot ziens!, tot kijk!I'd like to see more of you • ik zou je wel vaker willen ziensee a lot of someone • iemand veel/vaak zien/ontmoetensee the town • de stad bezichtigensee over/round a house • een huis bezichtigensee someone about something • iemand over iets raadplegen/advies vragensee the new year in • het nieuwe jaar inluidensee the old year out • het oude jaar uitluidensee someone in • iemand binnenlatensee someone off at the station • iemand uitwuiven op het stationsee someone out • iemand uitlatenI'll see you through • ik help je er wel doorheenhave enough money to see one through the month • genoeg geld hebben om de maand door te komensee someone to the door • iemand uitlatensee something out/through • iets tot het einde volhouden/doorzetten -
2 auslassen
auslassen5 〈 ambachtelijk〉langer, ruimer maken♦voorbeelden:keine Chance auslassen • geen kans laten voorbijgaan♦voorbeelden:1 sich negativ über etwas, jemanden auslassen • zich negatief over iets, iemand uitlaten -
3 door
n. deur; opening[ do:]♦voorbeelden:1 who answered the door? • wie deed er open?show someone the door • iemand de deur wijzenshow someone to the door • iemand uitlatenfour doors away/down/off • vier huizen verderfrom door to door • van huis tot huisout of doors • buiten(shuis)close/shut the door on/to • onmogelijk makenlay the blame at someone's door • iemand de schuld gevenhe shut the door in my face • hij gooide de deur voor mijn neus dicht -
4 see someone out
see someone out -
5 see someone to the door
see someone to the door -
6 show someone to the door
-
7 élogieux
-
8 parler de qn. fort élogieusement
parler de qn. fort élogieusementDictionnaire français-néerlandais > parler de qn. fort élogieusement
-
9 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade -
10 giften
giften〈 informeel〉1 zich giftig uitlaten, zijn gal spuwen♦voorbeelden:1 gegen jemanden giften • zich giftig uitlaten tegenover iemand, tegen iemand (staan) tierenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ergeren, kwaad maken -
11 walk
n. wandeling, loop; voettocht; weggetje; doorgang; trottoir; manier van lopen; beroep, baan; loopbaan--------v. lopen, wandelen; voettocht maken; leiden; brengen; gedragenwalk1[ wo:k]5 wandelgang ⇒ promenade; voetpad♦voorbeelden:a ten-minute walk • een wandeling van tien minuten4 walk of life • beroep, roeping; (maatschappelijke) rang/standall walks of life • elke rang en stand♦voorbeelden:————————walk21 lopen♦voorbeelden:¶ walk away from 〈 informeel〉 • er ongedeerd afkomen bij 〈 ongeluk〉; 〈 sport〉 met gemak achter zich latenwalk off • opstappen, er vandoor gaanwalk out 〈 informeel〉 • het werk onderbreken, staken; opstappen, weglopen 〈 bijvoorbeeld bij overleg〉walk tall • het hoofd hoog dragen, trots zijnwalk up! • kom erin!, komt dat zien! 〈 bijvoorbeeld bij circus〉walk up to someone • op iemand afgaanwalk into a job • gemakkelijk aan een baan komen〈 informeel〉 walk over • met gemak achter zich laten/overwinnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 lopen over/door/langs/op ⇒ bewandelen♦voorbeelden:→ learn learn/ -
12 äußern
äußern♦voorbeelden:1 zich uiten, zich uitlaten ⇒ zijn mening geven♦voorbeelden:sich zu einer Sache äußern • zijn mening over iets gevensich dahin gehend äußern, dass … • zich in die zin uitlaten, dat … -
13 be dismissive of someone/something
be dismissive of someone/somethingiemand neerbuigend behandelen, zich smalend/afwijzend uitlaten over iemand/ietsEnglish-Dutch dictionary > be dismissive of someone/something
-
14 dismissive
adj. minachtend; afwijzend[ dismissiv]1 minachtend ⇒ geringschattend, afwijzend♦voorbeelden:1 be dismissive of someone/something • iemand neerbuigend behandelen, zich smalend/afwijzend uitlaten over iemand/iets -
15 gegen jemanden giften
gegen jemanden giftenzich giftig uitlaten tegenover iemand, tegen iemand (staan) tieren -
16 show someone in/out
show someone in/outiemand binnenlaten/uitlaten -
17 mener
mener [mənee]♦voorbeelden:→ chemin¶ ne pas en mener large • in de puree zitten, in de rats zittenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈+ à〉 (weg)brengen (naar) ⇒ meenemen (naar), vervoeren (naar) ⇒ 〈 dieren〉 voor zich uit drijven ⇒ 〈 figuurlijk〉 er toe brengen (te)2 leiden ⇒ leiding geven aan, besturen3 leiden ⇒ (uit)voeren, aanpakken♦voorbeelden:cela peut vous mener loin • dat kan nare gevolgen voor u hebbencela ne vous mènera pas loin • daar komt u niet erg ver meemener qn. durement • iemand hard aanpakkenêtre mené par qn. • onder iemands knoet zittenv1) leiden (naar), lopen (naar)2) op kop liggen [sport]4) leiden, besturen5) uitvoeren, aanpakken -
18 promener
promener [promnee]♦voorbeelden:tout envoyer promener • alles opgeven, verwensenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rondleiden ⇒ geleiden, doen wandelen♦voorbeelden:promener un enfant • met een kind wandelença te promènera! • dan heb je meteen een wandelingetje!1 wandelen ⇒ lopen, een tocht maken♦voorbeelden:1 se promener à pied, en bateau, en voiture • een wandeling, een boottochtje, een autotochtje maken〈 informeel〉 va te promener! • hoepel op!1. v1) rondleiden2) vervoeren2. se promenerv -
19 Visier
Visier〈o.; Visier(e)s, Visiere〉♦voorbeelden:jemanden ins Visier nehmen • scherp op iemand gaan letten -
20 aufhalten
aufhaltenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 eine Katastrophe nicht aufhalten können • een catastrofe niet kunnen verhinderen, afwendensich nicht aufhalten lassen • zich niet laten storen♦voorbeelden:
- 1
- 2